Algemeen

Houtsoort: Manbarklak

Atibt

manbarklak

Andere namen

Matá-matá, aterebá, jarána (Brazilië), coc cristal, tete congo (Colombia), wabi, baikaaki (Frans Guyana), guava-skin kakaralli, kakeralli, haudan, okoromai, tekröma, toledo wood (Guyana), oxito, olleto (Panama), oemanbarklak, manbarklak (Suriname), coco de mono, montanero (Venezuela).

Botanische naam

Eschweilera longipes (Poit.) Miers, E. spec. div. (ongeveer 80 soorten).

Familie

Lecythidaceae.

Groeigebied

Tropisch Zuid- en Midden-Amerika.

Boombeschrijving

Hoogte 25-35 m. De niet altijd rechte 12-20 m lange takvrije stam heeft een diameter van 0,4-0,6 m. De stamvoet kan gezwollen zijn, wortelaanlopen komen zelden voor.

Aanvoer

Rondhout en vierzijdig bekapt hout.

Houtbeschrijving

Het grijsbruine tot donkerbruine kernhout van manbarklak steekt scherp af bij het 20-100 mm brede geelachtig grijze spint. Van oemanbarklak is het kernhout licht tot donker roodbruin, meestal met donkere strepen. In Suriname wordt onderscheid gemaakt tussen manbarklak en oemanbarklak. Manbarklak heeft een hoog kiezelgehalte (tot 2,5%) en is daardoor bestand tegen paalwormaantasting. Bij oemanbarklak
(oeman = vrouw) is het kiezelgehalte meestal lager en sterk wisselend, zodat deze soort niet als paalwormbestendig kan worden aangemerkt.

Houtsoort

loofhout

Draad

Recht.

Nerf

Fijn tot matig grof.

Volumieke massa

(700-)950- 1050(-1200) kg/m3 bij 12% vochtgehalte.

Werken

Groot.

Drogen

Zeer langzaam en vrij moeilijk, in verband met neiging tot trekken en scheuren.

Bewerkbaarheid

Overeenkomstig de hoge volumieke massa. Bij droog hout maakt het hoge kiezelgehalte en de hardheid de snijgereedschappen snel bot. Het laat zich echter wel glad schaven. Het spint heeft de neiging tot splijten, daarom is het gewenst bij het heien van manbarklakpalen klembanden te gebruiken.

Spijkeren en schroevenZonder voorboren vrijwel niet mogelijk.
Lijmen

Slecht.

Buigen

Niet bekend.

Oppervlakafwerking

Niet bekend.

Duurzaamheid

Schimmels 1-2 (kernhout 1, overgangshout 2). Het kernhout is zeer duurzaam. Het zogenaamde overgangshout (nog niet volledig verkernd) is wat minder bestand tegen aantasting door schimmels. Bestand tegen aantasting door paalworm door het hoge kiezelgehalte.

Impregneerbaarheid

Kernhout vermoedelijk 4.

Bijzonderheden

Naast manbarklak en oemanbarklak onderscheidt men nog de barklakgroep. Het kernhout van deze soorten is wat roodachtiger van tint en sterker gevlamd, terwijl de nerf wat grover is. De barklakgroep bevat slechts weinig kiezel.

Toepassingen

Wegens de moeilijke bewerkbaarheid wordt manbarklak hoofdzakelijk gebruikt in de vorm van palen voor waterbouwkundige werken in zoet water en vanwege zijn bestendigheid tegen paalworm ook in zeewater. Verder voor industrievloeren, molenbouw, draaiwerk, gereedschapsstelen enz.