tornillo

cedrelinga, iacaica, paricá, yacayacá, adro-rana (Brazilië), tornillo, cedro tornillo (Peru), donceder (Suriname).

Cedrelinga catenaeformis DUCKE.

Leguminosae (Mimosaceae).

Tropisch Zuid-Amerika.

Hoogte 40-50 m, stamdiameter 1,0-2,0 m, maximaal 2,7 m. De rechte takvrije stam is tot 25 m lang en heeft, voor zover bekend, geen gezwollen stamvoet of wortelaanloop.

Gekantrecht hout.

Vers gekapt heeft cedrorana een lichtroze kleur die na droging en aan licht blootgesteld lichtbruin wordt met soms een goudkleurige glans. De vaten vormen vaak opvallende donkere lijnen op het houtoppervlak. Vers cedrorana heeft een onaangename geur die na droging echter verdwijnt. Het niet scherp begrensde smalle spint heeft een witgele tot rozegrijze kleur.

loofhout

Golvend. Rechte draad en kruisdraad komen ook voor.

Grof.

(370-)520- 600(-670) kg/m3 bij 12% vochtgehalte, vers 850-1000 kg/m3.

Middelmatig.

In de open lucht vrij langzaam. Onder dak gedroogd bij een goede stapeling kan cedrorana scheurvrij en zonder ernstige fouten worden gedroogd. Cedrorana met veel trekhout en/of niet rechtdradig kan tijdens het drogen ernstig vervormen. Bij versnelde droging kan vervorming of collaps ontstaan.

Cedrorana laat zich goed bewerken. Bij schulpen bestaat de kans op een wollig oppervlak, maar met een bewerkingshoek van 20-25( wordt dit grotendeels voorkomen. Voor een glad oppervlak na vlakken en strijken is scherp gereedschap een vereiste, anders kan een wat vezelig oppervlak ontstaan.

Goed.

Goed. Voor geveltimmerwerk slecht.

Niet bekend.

Goed, met een oplosmiddelhoudende verf en met een watergedragen systeem. Voor glad werk is het gebruik van een poriënvuller noodzakelijk.

Schimmels -grondcontact 3.-bovengronds 1.Termieten G.

Kernhout 2-3.Spint n/a.

Cedrorana wordt lokaal gebruikt voor constructiehout en de fabricage van triplex. In de bouw is het geschikt voor kozijnen, ramen en deuren, trappen en binnen- en buitenbetimmeringen. In de meubelindustrie voor blindhout, lijstwerk enz.