Olivenholz, Oelbaum (Duitsland), olive tree (Groot-Brittannië), olivier (Frankrijk), ulivo, olivo (Italië).

Olea europaea L.

Oleaceae.

Rond de Middellandse Zee, Oost-Afrika en aangeplant in soortgelijke klimaten elders in de wereld.

De olijfboom met een gemiddelde hoogte van 12-15 m en een diameter tot 0,6 m, heeft vaak een rot hart en is vaak buitengewoon kwastig en bultig. Olijfbomen kunnen 200-300 jaar oud worden. De bruikbare stammetjes met kernhout hebben een diameter van 0,1-0,3 m. Olijfbomen worden in de eerste plaats aangeplant voor de vruchten, waaruit olijfolie wordt geperst.

Kleine stammetjes zaaghout worden geïmporteerd.

Het lichtbruine spint donkert na tot bruin. Het kernhout is geelgrijs tot geelbruin, vaak prachtig getekend door donkerbruine tot zwarte strepen. Het hout is zeer hard en moeilijk splijtbaar. Andere houtsoorten die uiterlijke gelijkenis met olijfhout kunnen vertonen (bijvoorbeeld mutenye) worden wel onder de naam olijfhout of olivier verhandeld.

loofhout

Onregelmatige draad en spiraalgroei.

Fijn en dicht.

(820-)950 (-1020) kg/m3 bij 12% vochtgehalte, vers 960-1250 kg/m3.

Middelmatig.

Zeer langzaam. Er ontstaan bij het drogen gemakkelijk eindscheuren en door spiraalgroei kan vervormen ontstaan.

Goed, in verhouding tot zijn volumieke massa. Olijfhout is bijzonder goed te draaien, te snijden en is glad te polijsten.

Goed.

Vermoedelijk matig.

Goed.

Niet bekend.

Niet bekend.

Musheragi, East African olive (Olea hochstetteri Bak.), volumieke massa 830-1020 kg/m3 bij 12% vochtgehalte, afkomstig uit Oost-Afrika komt in houteigenschappen met olijfhout overeen. Het is in grotere maten verkrijgbaar, takvrije stam 4-9 m, diameter 0,4-0,7 m.

Draaiwerk, beeldhouwwerk, kunstnijverheidsartikelen, inlegwerk, knoppen, grepen enz.