andiroba

Andiroba (Brazilië, Paraguay, Peru), güino, mazabalo (Colombia), cedro macho (Costa Rica), figueroa, tangaré (Ecuador), carapa (Frans Guyana), crabwood (Brits Guyana), bateo (Panama), krappa, krapa (Suriname), crappo (Trinidad).

Carapa guianensis Aubl., C. surinamensis Miq, C. spec. div..

Meliaceae.

Tropisch Amerika.

Hoogte 30-40 m. De takvrije rechte cilindrische stam is 10-15 m lang en heeft een diameter van 0,5-1,2 m. Andiroba heeft lage wortelaanlopen.

Gekantrecht hout.

De kleur van het kernhout is grijsachtig roodbruin tot donker roodbruin en is niet scherp te onderscheiden van het 30-60 mm brede spint, dat lichtbruin tot grijs roodbruin is. Andiroba lijkt enigszins op mahonie maar heeft niet die fraaie glans en tekening.
Drukbreuk (valbreuk) komt voor bij andiroba.

loofhout

Recht tot onregelmatig, soms kruisdraad.

Matig grof.

(570-)610 (-740) kg/m3 bij 12% vochtgehalte.

Middelmatig.

Vrij langzaam. In het beginstadium bestaat er enige neiging tot scheuren en vervorming.

Gemakkelijk met zowel handgereedschap als machinaal. Het hout laat zich glad afwerken. Door interne spanningen in de boom en om splijten te voorkomen, is het nodig andiroba snel te zagen en te drogen.

Goed.

Niet bekend.

Goed.

Schimmels 3-4.
Termieten M.

Kernhout 3-4.
Spint niet bekend.

De eigenschappen van andiroba lopen vrij sterk uiteen. Het hout van lage vochtige groeiplaatsen is lichter van kleur en gewicht, grover van nerf en minder sterk en duurzaam dan dat van hogere gronden.

Meubelen, vloeren en parket, betimmeringen, draaiwerk en fineer.